Verjaring
In deze bouwcasus speelden verjaringstermijnen. Het ging hier om de tweejarige van artikel 7:761 BW en de vijfjarige van artikel 3:307 lid 1 BW. Het is belangrijk deze termijnen gedurende een procedure goed in het oog te houden, zowel als aannemer als opdrachtgever. Herstelpogingen kunnen leiden tot tijdsverlies en daarmee tot rechtsverlies. Verjaring leidt tot de situatie dat een schuldeiser zijn recht op het afdwingen van nakoming verliest, vanwege het verstrijken van een termijn. Dit noemen ze wel het tenietgaan van een rechtsvordering. Ze kunnen dan niet meer succesvol naar de rechter. Concreet via artikel 7:761 lid 1 BW kan het zo zijn dat een opdrachtgever een tijd recht had op herstel van een gebrek aan een aangenomen werk, maar de rechter de aannemer na verloop van die verjaringstermijn daartoe niet meer mag veroordelen. Ex artikel 7:761 lid 1 BW geldt daarvoor in beginsel immers een termijn van twee jaar na het indienen van een klacht. Op die manier worden aannemers beschermd tegen aanspraken uit een (te) ver verleden.
De volledige tekst van artikel 7:761 lid 1 BW luidt:
“Elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Indien de opdrachtgever de aannemer een termijn heeft gesteld waarbinnen deze het gebrek zal kunnen wegnemen, begint de verjaring pas te lopen bij het einde van die termijn, of zoveel eerder als de aannemer te kennen heeft gegeven het gebrek niet te zullen herstellen.”
In sommige gevallen geldt artikel 7:761 lid 1 BW niet. Dan moet worden teruggevallen op de algemene regelingen van artikel 3:307 lid 1 BW:
“Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.”
De aannemer stelde hier ten onrechte dat de herstelvorderingen van de opdrachtgever verjaard zouden zijn. Er was allereerst nooit opgeleverd, een voorwaarde voor toepasselijkheid van de verjaringstermijn. In zijn email daterende uit december 2015 vroeg de opdrachtgever de aannemer immers om een opleverdatum. Vervolgens heeft de aannemer het werk niet klaar gemeld, noch heeft de opdrachtnemer het werk aanvaard. Het werk werd juist geweigerd vanwege de (door de herstelpogingen zelfs toegenomen) gebreken. Nu er niet was opgeleverd, was de termijn van artikel 7:761 lid 1 BW niet van toepassing. Het werk was immers nog in uitvoering toen het conflict ontstond. Hierdoor dient de algemene verjaringsregeling van artikel 3:307 lid 1 BW te worden aangehouden en was de verjaringstermijn in casu vijf jaar. Deze is ex artikel 3:316 lid 1 BW adequaat gestuit door dagvaarding door opdrachtgever in februari 2020. Met dagvaarden ging de termijn opnieuw lopen.
Zelfs wanneer toch moest worden uitgegaan van de verjaringstermijn van twee jaar ex artikel 7:761 lid 1 BW, wat niet zo was, was in casu alsnog tijdig gestuit. Er is een keten van handelingen verricht die telkens de termijn opnieuw lieten ingaan. Dat noemen ze ‘stuiten’ van de verjaring. In casu ging het om: aanspraak op herstel door de opdrachtgever, aanvragen van een bindend advies, uitbrengen van een bindend advies en aanmaningsbrieven waarin de verjaring uitdrukkelijk werd gestuit. Zo is met opdrachtgevers aanspraak op herstel in december 2015 ex artikel 7:761 lid 1 tweede volzin BW een tweede termijn gaan lopen vanaf februari 2016. Vervolgens is die termijn ex artikel 3:316 lid 3 BW gestuit door het aanvragen van een bindend advies in mei 2017. Daarop is eveneens ex artikel 3:319 lid 1 BW gestuit door uitbrengen van dat bindend advies in juli 2017 en daaropvolgend door bindend advies uitgebracht in juni 2019. Nergens is de termijn van twee jaar overschreden. Ook zijn er in mei 2018 en augustus 2019 schriftelijke aanmaningen gestuurd, die met een ondubbelzinnig beroep op het voorbehouden van recht op nakoming van artikel 3:317 BW verjaring hebben gestuit. In correspondentie aan de aannemer is altijd benadrukt dat het recht op nakoming voor de gehele schade is voorbehouden, zoals in de brief van mei 2018. Hierin stond dat er aanvullend onderzoek nodig is voor de fundering en isolatie. Voor het laatst is de verjaring ex artikel 3:316 lid 1 BW gestuit in augustus 2020, door een eisvermeerdering van de opdrachtgever. Verjaring is dan ook geen moment aan de orde geweest. De vordering van de opdrachtgever is toegewezen.
Amice Advocaten kent de relevante wetgeving en jurisprudentie en is u graag van dienst. Bel ons op 030-2300230 of mail naar info@amice-advocaten.nl of m.benistant@amice-advocaten.nl of j.vanvliet@amice-advocaten.nl.