De uitbraak van een ziekte en de bestrijding daarvan: hoe zit dat juridisch?
Een internationale virusuitbraak, dit keer een coronavirus met de voorlopige naam 2019-nCoV of ‘Wuhan-virus’, teistert een steeds groter deel van de wereld. Eind januari viel in de media te lezen dat dit virus door de Nederlandse overheid officieel is aangewezen als “a-ziekte”. Maar wat houdt dat precies in, en wat zijn eigenlijk de rechten en plichten van de mensen die bij een besmetting betrokken zijn? Kan de overheid bij zo’n uitbraak een (vermeende) patiënt of andere betrokkenen ergens toe verplichten? Het korte antwoord luidt: ja, natuurlijk kan dat. Het recht op lichamelijke integriteit, hoe fundamenteel ook, gaat niet zo ver dat iemand met een beroep daarop de volksgezondheid in gevaar kan brengen. Maar hoe ver kan de overheid gaan in de door haar uit te oefenen dwang?
1. Wat zegt de wet over Corona en wat is een a-ziekte?
Zodra er een pandemie uitbreekt, is de Wet publieke gezondheid (Wpg) in Nederland hét wettelijke instrument van de overheid om deze te bestrijden. Daarbij maakt de wet een onderverdeling tussen vier groepen ziektes, van meest bedreigend naar minder bedreigend: groep a, groep b1, groep b2 en groep c. Een ziekte die onder een van deze groepen valt, is meldingsplichtig. Waar artsen bij het vaststellen van een nog niet (volledig) bekende ziekte onmiddellijk melding moeten doen bij de GGD als ze vermoeden dat deze besmettelijk is en een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren (art. 21 Wpg), moet dat bij ziektes in de groepen a t/m c per definitie (art. 22 Wpg). Bij ziektes uit de groep a (en enkele andere) moet dat zelfs als er slechts een vermoeden bestaat dat iemand is besmet.
Ziektes in de groep a zijn de ziektes waarbij op betrokkenen de meest ingrijpende maatregelen kunnen worden toegepast. Toch kunnen bijna al die maatregelen ook op één categorie lager, de groep b1, worden toegepast. Het enige grote verschil is, dat in geval van een a-ziekte quarantaine kan worden bevolen, wat bij geen van de andere groepen mogelijk is.
Uit welke besmettelijke ziektes de a-groep bestaat, bepaalt in beginsel de Wet publieke gezondheid. Zie art. 1, onderdeel e van die wet. Op dit moment, februari 2020, gaat het om de volgende ziektes: het MERS-virus (Middle East respiratory syndrome coronavirus, niet te verwarren met het recent in Wuhan uitgebroken coronavirus), pokken, polio, SARS (severe acute respiratory syndrome, óók een coronavirus) en ebola (virale hemorragische koorts).
Daarnaast kan de regering in het belang van de volksgezondheid, door middel van een soort noodwet, een ziekte per direct aanmerken als a-ziekte. Daarvoor is vereist dat er een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid (art. 20, eerste lid, Wpg). Het is daarvoor niet vereist dat er ziektegevallen in Nederland bekend zijn – het idee is nu juist dat daar, als het zover komt, snel op kan worden ingespeeld. Op die manier is recent het Wuhanvirus als a-ziekte aangemerkt, en in het verleden de Mexicaanse griep (2009) en het MERS-virus (2013). Deze spoedmaatregel kan zelfs van kracht worden voordat hij in de Staatscourant wordt geplaatst, bijvoorbeeld door bekendmaking op de internetwebsite van het Ministerie van VWS (zie art. 20, vijfde lid, Wpg). Bij het coronavirus eind januari 2020 ging dat op die manier.[1]
2. Welke rol heeft de Wereldgezondheidsorganisatie?
Het kan dus heel snel gaan, maar dat geldt voor de
verspreiding van een epidemie natuurlijk ook. Overigens is het – anders dan wel
eens wordt gedacht – niet nodig dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de
desbetreffende ziekte tot “PHEIC” (Public
Health Emergency of International Concern) bestempelt. De aanbevelingen van
de WHO hebben autoriteit, maar werken niet automatisch door in Nederland. Zo had
Nederland het nieuwste coronavirus (2019-nCoV) aangemerkt als a-ziekte (28
januari 2020) nog vóórdat het virus van de WHO de PHEIC-status kreeg (30
januari 2020). Er waren toen in Nederland overigens ook (nog) geen
ziektegevallen bekend. Omgekeerd is het Zika-virus in Nederland nooit binnen
groep a geplaatst, terwijl de WHO deze destijds – in 2016 – wel tot PHEIC-geval
verklaarde.
3. Wanneer kan dwang kan worden toegepast en welke maatregelen horen
daarbij?
In de eerste plaats: we hebben het (nog) niet over het strafrecht. Alle
hierna te bespreken maatregelen die in dit kader kunnen worden toegepast,
hebben slechts het karakter van stok achter de deur. Ze worden pas toegepast
voor zover betrokkene de maatregel niet vrijwillig wenst te ondergaan. Daarnaast
moet toepassing van een maatregel noodzakelijk zijn, of zoals de wet dat
uitdrukt: “als het gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend”
(al zal daar in de meeste gevallen in het begin wel sprake van zijn).
Wordt een ziekte als a-ziekte aangemerkt, zoals nu het geval met het coronavirus, dan kunnen ten aanzien van de betrokken personen de volgende maatregelen worden toegepast:
3.1. Isolatie (art. 31 Wpg)
Deze
maatregel kan ook in b1-gevallen worden toegepast en, voor zover betrokkene
eerder vaststellingsonderzoek heeft geweigerd en hiervan door de arts melding
is gemaakt bij de GGD, ook bij b2 (zie art. 31, tweede lid, onderdeel a, in
combinatie met art. 22, derde lid, Wpg). In dat laatste geval is een enkel
vermoeden van besmetting (logischerwijs) voldoende. Bij a-ziekte is een enkel vermoeden
per definitie voldoende om isolatie toe te passen. Isolatie vindt altijd in het
ziekenhuis plaats en heeft tot doel om verdere overdracht te voorkomen. De wet
kent, in tegenstelling tot wat op sommige internetwebsites wordt beweerd, niet
de mogelijkheid van thuisisolatie. Hierna zal blijken dat dat bij quarantaine
wél het geval is.
3.2. Quarantaine (art. 35 Wpg)
Deze
maatregel lijkt weliswaar op isolatie, maar dient, nog meer dan de
isolatiemaatregel, om te bezien óf betrokkenen geïnfecteerd zijn geraakt en
ziekteverschijnselen ontwikkelen. Er moet daarbij sprake zijn van een persoon die
recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke
lijder aan een a-ziekte heeft gehad dat hij daarmee mogelijk ook besmet
is geraakt. Dat is dus in principe nogal breed. De ingrijpendheid zit hem dus
met name erin, dat het om een relatief grote kring (gezonde) mensen kan gaan. Om
die reden is gedwongen quarantaine zoals gezegd uitsluitend gereserveerd voor
de a-ziektes. De maatregel kan eventueel ook bij de betrokkene thuis worden
toegepast (art. 35, tweede lid, Wpg). Bij quarantaine is altijd sprake van
medisch toezicht en wordt er – strenger dan bij alle andere maatregelen –
getoetst of voortzetting van de maatregel strikt noodzakelijk is (art. 35,
vierde lid, Wpg). De burgemeester bepaalt op welke locatie – dat kan een gebouw
of schip zijn, in de praktijk meestal een ziekenhuis of betrokkenes woning – de
quarantaine ten uitvoer wordt gelegd (art. 1, onderdeel j, Wpg).
In de volksmond worden quarantaine en isolatie veelal door elkaar gebruikt.
3.3. Onderzoek door een arts aan het lichaam (art.
35, derde lid, Wpg)
In het geval van isolatie of quarantaine, wordt betrokkene in de regel
onderzocht door een arts. Het gaat hierbij om eenvoudig onderzoek dat de meeste
mensen kennen van de huisarts (palpatie, auscultatie, inspectie). Als
betrokkene niet vrijwillig meewerkt, moet bij deze maatregel, net als bij alle
andere maatregelen, een aparte beschikking worden uitgevaardigd.
3.4. Onderzoek door een arts in het lichaam (art. 35, vierde lid, Wpg).
Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om bloedafname, biopsie of een echo- en/of
MRI-scan. Dergelijk onderzoek zal in veel gevallen nodig worden geacht. Net als
onderzoek aan het lichaam, kan dit alleen in combinatie met de maatregel
tot isolatie (en dus niet bij quarantaine!). In dat opzicht kan de maatregel
tot isolatie dus zelfs ingrijpender zijn dan die tot quarantaine. De
ingrijpendheid blijkt er bijvoorbeeld uit, dat zo’n inwendig onderzoek altijd eerst door een rechter moet
worden goedgekeurd (art. 31, vijfde lid, Wpg).
Hoewel de wet ze wel zo behandelt, zijn deze twee dus eigenlijk geen aparte maatregelen, maar eerder bijkomende aspecten van de quarantaine- en (in het geval van inwendig onderzoek) isolatiemaatregel. Hieruit volgt dat deze twee maatregelen aan de orde bij ziektes in de groepen a, b1 en (soms) b2.
3.5. Werkverbod (art. 38 Wpg, eerste lid, Wpg)
Deze maatregel wordt beschouwd als de minst ingrijpende en kan worden
toegepast bij ziektes in de groepen a, b1 en b2. Het is niet zonder meer zo dat
het een besmette persoon in algemene zin wordt verboden om te werken: zo moet
het gaan om werkzaamheden die een ernstig risico voor de verspreiding van de
ziekte inhouden. Denk aan vakkenvullers, medisch personeel of tatoeëerders. Het
risico hangt natuurlijk ook af van de ziekte zelf. Als de betrokkene in
loondienst werkt, moet altijd eerst zijn werkgever te worden gehoord, om te
bezien of de werkzaamheden niet in aangepaste vorm kunnen worden verricht om de
kans op besmetting te minimaliseren.
Al deze vijf maatregelen worden toegepast door de voorzitter
van de veiligheidsregio (dat is de burgemeester van de grootste gemeente in die
regio) en in sommige gevallen de burgemeester van de betreffende gemeente.
4. Waar heb je als betrokkene recht op?
4.1 Piketadvocaat
In de eerste plaats heeft de betrokkene bij al deze maatregelen (behalve bij de maatregel van het werkverbod) recht op een gratis advocaat die zijn belangen bewaakt. Deze wordt door de overheid aangewezen. Uiteraard kan hij of zij los daarvan – maar op eigen kosten – altijd zelf een advocaat kiezen.
4.1 Opheffen quarantaine/isolatie
Iemand die aan quarantaine / isolatie is onderworpen, kan altijd en in principe zo vaak als hij wil, aan de rechter verzoeken om de maatregel op te heffen (art. 42 Wpg). De rechter komt dan naar de locatie waar de maatregel plaatsheeft. Ook dan is het verstandig om een advocaat te hebben.
4.2 Vergoeding bij gederfde inkomsten
Een ander belangrijk punt is de schadevergoeding die de overheid moet betalen indien een betrokkene inkomsten is misgelopen (art. 60 Wpg). Een punt van discussie is, of ook mensen die vrijwillig meewerken aan een van de genoemde maatregelen (waardoor formeel eigenlijk geen sprake is van een maatregel), hierop aanspraak kunnen maken.
4.3 Schadevergoeding bij vormfouten door overheid
Ook dit is een opvallende. Als de overheid de regels niet goed heeft toegepast (denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een werkverbod is opgelegd zonder dat eerst de werkgever in kwestie gehoord is), dan heeft een betrokkene recht op een schadevergoeding (art. 43 Wpg). Dat geldt ook als de rechter of de officier van justitie – die bij de op te leggen maatregelen diverse bevoegdheden hebben – een fout heeft gemaakt waardoor een betrokkene nadeel heeft geleden (art. 44 Wpg).
De Wet publieke gezondheid bevat verder diverse waarborgen om de maatregelen niet onnodig ingrijpend te laten zijn, waarvan wij sommige al hebben genoemd. De oplegging van een maatregel (behalve het werkverbod) wordt altijd binnen enkele dagen beoordeeld door een rechter en kan eventueel alsnog worden beëindigd (art. 41 Wpg). Mocht u onverhoopt (en dus tegen uw wil in) met een maatregel te maken krijgen, is het altijd raadzaam een advocaat in te schakelen.
5. Wat als je niet meewerkt?
De wet bevat daarnaast ook nog strafbepalingen voor het zich onttrekken aan een opgelegde isolatie- of quarantainemaatregel, nadat deze eenmaal is opgelegd. Zulke tegenwerking is zeker niet vrijblijvend, er staat namelijk een maximale gevangenisstraf op van maar liefst 4 jaar (art. 68, derde lid, Wpg). Ook op het negeren van een beroepsverbod staat een straf: een half jaar hechtenis of een boete van maximaal €8700,-. Overigens is ook de arts die geen melding maakt van een meldingsplichtige ziekte strafbaar (maximaal 2 maanden hechtenis of een boete van ten hoogste €3600,-).
De Wet publieke gezondheid bevat tot slot een bepaling op grond waarvan de overheid de kosten van de maatregelen op de betrokkenen kan verhalen (art. 60, vijfde lid, Wpg). Het gaat binnen deze hele wet immers steeds om mensen die in eerste instantie niet vrijwillig meewerkten. Al met al blijft dit een beetje een rare bepaling, want lang niet in alle gevallen zal de overheid door iemands niet-meewerken (beduidend) meer kosten maken dan in het geval dat iemand vrijwillig meewerkt.
Conclusie
Er kan nog een heleboel worden gezegd over de te volgen procedures bij een grootschalige ziekte-uitbraak, zoals nu bij het nieuwste corona-virus. Voor nu is de conclusie: in het belang van de volksgezondheid kan de overheid – en niet alleen bij a-ziektes – behoorlijk verregaande maatregelen treffen ten aanzien van personen. Let wel: het gaat bij al deze maatregelen echter dus steeds om de situatie dat iemand in eerste instantie niet vrijwillig meewerkt aan een informeel verzoek om zichzelf in quarantaine/isolatie te plaatsen. Dwang zal uiteraard maar bij een enkeling nodig zijn, al vallen er genoeg redenen te bedenken waarom iemand niet in quarantaine zou willen. Denk aan de situatie van iemand die ervan overtuigd is dat hij slechts minimaal contact heeft gehad met een persoon die op zijn beurt slechts vermoed wordt het coronavirus te hebben. Stel verder dat diegene zeer hecht aan de zijn of haar kortetermijnplannen en dat deze niet vallen te combineren met quarantaine. Diegene kan daar dus onder omstandigheden toe worden gedwongen, maar heeft dan ook diverse rechten.
Dit
artikel strekt niet tot het verstrekken van medische of medisch gerelateerde informatie.
Voor zover dit artikel deze wel zou bevatten, wordt ten aanzien van de
juistheid daarvan een voorbehoud gemaakt. Raadpleegt u voor dergelijke
informatie een arts.
[1] Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/regelingen/2020/01/28/regeling-coronavirus. Zo had je in 2009 de “Regeling Mexicaanse griep” en in 2013 de “Regeling MERS-CoV”